Begin maart was KBN aanwezig bij de CESNI/PT en RVG-vergadering in Straatsburg. CESNI is het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart.
De CESNI-vergadering ging voornamelijk over technische eisen die in de ES-TRIN worden vermeld. Elke 2 jaar worden deze bijgewerkt en aangevuld met nieuwe voorschriften en verbeteringen van bestaande eisen. De nieuwste versie ES-TRIN 2025 zal per 1-1-2026 van kracht worden en het secretariaat heeft een toelichting van alle wijzigingen gemaakt die in april 2025 door het comité zal worden besloten.
Alternatieve brandstoffen
De werkgroep heeft voorschriften voor opslag en gebruik van alternatieve brandstoffen besproken. Deze zijn in een aparte werkgroep (CESNI/PT/FC) voorbereid en in dit overleg voor commentaar voorgelegd. De conceptvoorschriften om gebruik te maken van waterstof of methanol zijn voorlopig in een instructie uitgewerkt. Met deze instructie kunnen nieuwe installaties ontworpen en gebouwd worden. Omdat er de komende jaren nog geen businesscase mogelijk is met deze nieuwe toepassingen worden deze voorschriften pas in de 2027 versie aan de verplichte voorschriften toegevoegd. Eerst gaat men ervaringen verzamelen en mogelijk nog aanpassingen uitwerken om commerciële toepassingen mogelijk te maken. Er varen slechts drie schepen in Europa met deze alternatieve aandrijvingen terwijl er tientallen ontheffingen verleend zijn om innovaties mogelijk te maken.
Binnenvaartlabel
Het CESNI secretariaat en enkele actieve lidstaten hebben voorstellen ingediend om een binnenvaartlabel te introduceren. Het Inland Waterway Transport (IWT)-platform, waarbij KBN is aangesloten, heeft vooraf aangegeven hieraan mee te willen werken, maar hier is nog geen gehoor aan gegeven. Het is jammer om te zien dat er veel wordt gepraat over de vloot, maar niet met de uitvoerende ondernemingen of gerelateerde industrie.
Dit heeft geleid tot verschillende inzichten. Zo is in het label geen enkele referentie naar een geleverde prestatie. Dat is voor het overheden een gemiste kans om beleidsmatige maatregelen te ontwikkelen om efficiënt transport te bevorderen. De uitstoot wordt in categorieën per kW bepaald, maar een motor weet niet of deze in een schip staat, een tractor aandrijft of in een trein of vrachtwagen draait. Een motor draait niet omdat hij graag draait, maar omdat er een prestatie verricht moet worden, vracht of personen moet verplaatsen. Om efficiënt transport te realiseren zullen alle motoren een label moeten krijgen en niet alleen binnenvaartschepen volgens ons.
Overgangsbepalingen
In een andere aparte werkgroep zijn de overgangsbepalingen vereenvoudigd tot een enkele tabel. Daarnaast zijn de uitgangspunten voor het gebruik van de overgangsbepalingen aangepast. Het bouwjaar van het vaartuig wordt bepaald door de datum van de eerste inspectie en niet langer door het verstrekken van het eerste certificaat van onderzoek. Ook hoeft een certificaat niet langer doorlopende geldigheid te hebben. Tot slot mogen alle EU-lidstaten, die de richtlijn (EU) 2016-1629 geïmplementeerd hebben voor alle schepen een nieuw Uniecertificaat inclusief zone R verstrekken als het schip aan de ES-TRIN eisen voldoet, rekening houdend met overgangsbepalingen.
Elektronische apparatuur, systemen en hulpmiddelen
Het nieuwe hoofdstuk 12 is besproken en door de werkgroep aangenomen voor de ES-TRIN 2027 versie. Dit is vooralsnog alleen voor nieuwbouwschepen van toepassing. Daarnaast zijn wijzigingsvoorstellen voor batterijsystemen (H11) voorgesteld en is er gediscussieerd over de trackcontrole-assistent (TGAIN). Dit zijn en blijven hulpmiddelen om de schipper te helpen en zullen dan ook niet verplicht ingevoerd worden. Wel willen lidstaten een typekeur voor apparatuur die de nautische eigenschappen van de vaartuigen kunnen beïnvloeden. Daarvoor zijn nog geen criteria vastgesteld.
Hardheidsclausule
De RVG-vergadering duurde slecht een halve dag. Hier worden voornamelijk ontheffingen besproken voor bestaande schepen die een Certificaat van Onderzoek voor de Rijn hebben. Hier worden ook de hardheidsclausule aanvragen behandeld omdat het schepen met een Rijncertificaat betreft.
Het IWT-platform, waarvoor KBN de woordvoerder is, heeft aangegeven dat de verslaglegging van de vorige vergadering onjuist en suggestief opgesteld is. Dit schaadt het vertrouwen en betrouwbaarheid van de CCR als kennisinstituut. Het betrof namelijk de verslaglegging van uitgangspunten voor algemeen geldende uitzonderingen, juist een onderwerp dat voor het bedrijfsleven cruciaal is.
Door de Nederlandse delegatie zijnvoor twee schepen aanvragen ingediend om gebruik te maken van de hardheidsclausule (ROSR-artikel 2.20). Daarnaast heeft de Nederlandse delegatie van de CCR nog minimaal zeven andere aanvragen ontvangen, maar weigert deze internationaal te bespreken. IWT en KBN zijn het hier niet mee eens, omdat we vinden dat elke ondernemer het recht heeft om een ontheffing aan te vragen.
De Nederlandse delegatie heeft voor de eerste 13 probleemartikelen uit ES-TRIN een historische analyse en motivering van het voorschrift uitgewerkt. Die documenten zijn publiek beschikbaar, maar parallel aan deze uitleg heeft Nederland ook per artikel een voorstel uitgewerkt om de overgangsbepalingen aan te passen. Die voorstellen blijven geheim voor de sector omdat deze in interne documenten alleen aan de lidstaten verstrekt worden.
Tijdens de vergadering werden de artikelen per document besproken, aan de hand van de interne versies, waaruit bleek dat de meeste problematische bepalingen teruggaan naar een NVO zonder einddatum, voor schepen die reeds in 1995 een Rijncertificaat hadden of slechts voor schepen met een lengte kleiner dan 55 meter. Bij enkele bepalingen vonden de lidstaten geen verandering nodig, zoals voor artikel 14.05, vierde lid (trappen bij permanente werkplekken= ook vaste stuurhuistrap).
CCR-erkenning van RINA als classificatiebureau
Het Italiaanse klassenbureau RINA heeft een erkenningsverzoek ingediend om schepen met een Rijncertificaat te inspecteren en certificeren. De meeste CCR-lidstaten zijn geen voorstander van een CCR-erkenning want ze hebben twijfels over de deskundigheid en het kennisniveau van de surveyors van de specifieke binnenvaart wetgeving. Het secretariaat vraagt naar binnenvaartervaringen met RINA in de lidstaten om een antwoord te geven naar RINA. KBN heeft namens IWT aangegeven dat er nauwelijks tot geen ervaring in de binnenvaart bekend is, omdat RINA juist beperkte erkenningen heeft. Zij zijn alleen EU erkend, maar de meeste schepen hebben een Rijnvaartcertificaat.
|