Kienhuis Hoving
Nieuwsbrief
Omgevingsrecht en
Overheid - nr. 139
Het Didam-arrest in bestuursrechtelijke procedures

Indien een onroerende zaak is verkocht in strijd met de door de Hoge Raad in het bekende arrest van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (hierna: ‘het Didam-arrest’) geformuleerde voorwaarden, kan dat ertoe leiden dat een verkoopprocedure opnieuw moet plaatsvinden. En indien dat gebeurt, kan dat ertoe leiden dat niet partij A, maar partij B de uiteindelijke koper wordt. Wanneer vervolgens met partij A een anterieure overeenkomst is gesloten, maar niet met partij B, moet dan geoordeeld worden dat het bestemmingsplan niet kan worden uitgevoerd? Op deze vraag heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:407, antwoord gegeven.

De uitspraak heeft betrekking op het bestemmingsplan ‘Didam, Herontwikkeling Schoolstraat e.o.'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van de gemeente Montferland vastgesteld en maakt de realisatie van twee nieuwe supermarkten en woningen mogelijk in het centrum van Didam. Becedo Vastgoed is eigenaar van de Albert Heijn-supermarktlocatie in Didam, gelegen op ongeveer 400 meter afstand van het plangebied. Becedo Vastgoed is een van de partijen die in het Didam-arrest in het gelijk is gesteld door de Hoge Raad en nog altijd interesse heeft in de in het plangebied gelegen gronden, waarover nog altijd geprocedeerd wordt voor de civiele rechter.

Becedo Vastgoed stelt in deze procedure onder andere dat niet zeker is of het plan uitvoerbaar is voor de eigenaar van de in het plangebied gelegen gronden. Als gevolg van de Didam-jurisprudentie is volgens Becedo Vastgoed niet zeker dat de in het plan opgenomen functies gerealiseerd kunnen worden. Immers, mogelijk zal er een nieuwe verkoopprocedure moeten worden gehouden.

Verder stelt Becedo Vastgoed dat de gemeenteraad een exploitatieplan had moeten vaststellen, omdat het plan mogelijk door een andere partij ontwikkeld zal worden (bijvoorbeeld door Becedo Vastgoed zelf). Daarbij wijst Becedo Vastgoed erop dat vaststaat dat met een andere partij geen anterieure overeenkomst is gesloten. 

Onder verwijzing naar haar uitspraak van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1157, oordeelt de Afdeling dat eventuele gevolgen van het Didam-arrest voor de tussen de gemeente en de koper gesloten koopovereenkomst, niet op voorhand betekenen dat het bestemmingsplan als zodanig niet uitvoerbaar is. De gemeenteraad had de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet achterwege hoeven laten. De Afdeling wijst er hierbij op dat over het definitieve antwoord op de vraag of de betreffende gronden in strijd met het gelijkheidsbeginsel zijn verkocht nog altijd voor de civiele rechter wordt geprocedeerd. De Afdeling komt tot de conclusie dat geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die ertoe zou moeten leiden dat de vaststelling van het bestemmingsplan achterwege dient te blijven.

De Afdeling oordeelt verder dat de gemeenteraad de vaststelling van een exploitatieplan op grond van artikel 6.12, tweede lid, van de Wro achterwege kon laten, omdat de ontwikkeling door een derde partij wordt gerealiseerd en de kosten zijn verrekend in de verkoop van de grond. Dat later kan blijken dat een andere partij de ontwikkeling zal realiseren, is volgens de Afdeling een onzekere gebeurtenis, die niet maakt dat de gemeenteraad om die reden een exploitatieplan had moeten vaststellen.

Uiteindelijk haalt het bestemmingsplan de eindstreep. Wel worden enkele aanpassingen gedaan vanwege (ondergeschikte) gebreken aan de planregels, die in rechte door de gemeenteraad zijn erkend. 
Kienhuis Hoving
Pantheon 25 | 7521 PR Enschede
Newtonlaan 265 | 3584 BH Utrecht
t +31(0)88 480 40 00
e info@kienhuishoving.nl
www.kienhuishoving.nl