De werkdag van......Andrea Swagerman |
Uitgescholden of bedreigd worden en dan tóch blijven komen. De mensen van team Vangnet & Advies laten zich niet uit het veld slaan. Elke dag weer doen zij hun uiterste best voor de mensen bij wie niemand meer komt. Omdat ook zij recht hebben op zorg. In deze nieuwsbrief laten we zien hoe een werkdag bij Vangnet & Advies eruitziet. Deze keer een ‘gewone dinsdag’ van medewerker OGGZ Andrea Swagerman (39).
9.00 uur
“Met mijn collega’s neem ik de meldingen door die deze week zijn binnengekomen. Wat kunnen wij als Vangnet & Advies betekenen? Wie kan eropaf? We hebben ieder onze eigen expertise. Vanuit mijn ervaring als wijkverpleegkundige bij het Amsterdamse Leger des Heils weet ik bijvoorbeeld veel van somatiek en vervuiling. En mijn collega heeft weer meer kennis van de GGZ. We bespreken en verdelen de casussen. Daarna ga ik op onderzoek uit. Wat is er al bekend over deze persoon? Krijgt hij of zij al ergens zorg, bijvoorbeeld van het wijkteam van de gemeente of Brijder? Ik ga een rondje bellen en doe navraag. Wij nemen contact op met de betrokken hulpverlener, bespreken de melding en vragen of de hulpverlener ondersteuning nodig heeft. Zo nodig geven wij adviezen of gaan wij mee op een huisbezoek.”
11.00 uur
“Mijn eerste bezoek vandaag is aan het nabijgelegen winkelcentrum. Twee zwervers zouden overlast veroorzaken. Ik ga erheen met mijn collega. Na even zoeken zien we een man en een vrouw. Als we dichterbij komen ruiken we een enorme alcohol- en urinegeur, vooral rondom de vrouw. Zij is duidelijk dronken. Een gesprek met haar wordt een uitdaging, ik moet al mijn communicatievaardigheden aanspreken: geduld hebben, empathisch zijn, praten op hetzelfde niveau, duidelijk zijn, grenzen stellen en héél veel herhalen. De vrouw blijft maar schreeuwen dat ze geen huis heeft en haar paspoort kwijt is. Ze beschuldigt haar vriend van diefstal. Roept dingen tegen hem als: “You stole my documents!” en “Asshole, you are stupid and an idiot!” Voorbijgangers kijken verbaasd als ze een halve minuut later haar vriend overal kusjes probeert te geven, waarop hij geïrriteerd raakt en haar van zich afduwt en zij bijna haar evenwicht verliest.
Halverwege ons gesprek staat de vrouw plotseling op, loopt een meter of vijftien bij ons vandaan, laat haar rok zakken en begint midden op straat te plassen. Daarna zwalkt ze terug om ons gesprek voort te zetten.
De man en vrouw blijken uit Tsjechië te komen. Ze willen graag terug, maar weten niet hoe. Ze werken niet en zijn daarom door hun werkgever uit hun huis gezet. Ze hebben geen geld en geen recht op opvang of een uitkering. Ik besluit Barka in te zetten, een organisatie die zich richt op het repatriëren van arbeidsmigranten.”
11.45 uur
“Voor de derde keer in een korte tijd sta ik voor het huis van meneer Zwart*. De woningbouwvereniging maakt zich zorgen. Meneer Zwart is een zogeheten hoarder, een extreme verzamelaar. Hij spaart folders en tijdschriften. De voordeur is geblokkeerd door de stapels papieren, je kunt alleen via de slaapkamerdeur aan de achterzijde het huis binnen. Vier dagen geleden was ik ook hier. Toen spraken we af hoe we zijn huis weer leefbaar konden maken. Ik zou na het weekend terugkomen voor een vervolgafspraak, maar nu doet hij niet open. Ik roep, klop, roep wat harder, maar er komt geen reactie. Misschien is hij even weg? Ik informeer bij de buren, maar die hebben meneer Zwart al een paar dagen niet gezien. Zijn auto staat gewoon voor de deur, maar zijn brievenbus puilt uit, wat ik nogal vreemd vind voor iemand die folders verzamelt. Ik werp nog een blik door het raam, maar dat is zo vies dat er weinig te zien is, behalve een heleboel vliegen. Ik houd mijn neus bij het ventilatierooster: het ruikt niet gek. Uiteindelijk bel ik toch de politie. Die komt meteen en gaat het huis binnen. Daar ligt meneer Zwart, tussen al zijn zooi, naakt op de grond. Hij leeft niet meer. Waarschijnlijk ligt hij hier al even. Normaal gesproken ga je dat ruiken, maar de lading papier waarop hij ligt heeft zijn lichaamsvocht geabsorbeerd, waardoor de stank uitbleef.
Als de schouwarts is geweest, proberen de inmiddels gearriveerde uitvaartondernemer en ik meneer Zwart naar buiten te krijgen. Hiervoor moeten we eerst de weg in huis vrij zien te maken. Dat is een hele opgave en terwijl we dit doen stoten we een pot om die op de grond staat, waarna een enorme hoeveelheid urine over de vloer gutst. Blijkbaar gebruikte meneer Zwart de pot als toilet, omdat de toegang naar de echte wc door de stapels papieren geblokkeerd is. Waar het eerder nog meeviel met de stank, is de geur nu ondraaglijk. Ondanks mijn mond- en neuskapje moet ik ervan kokhalzen, maar we gaan dapper door. Uiteindelijk lukt het ons om meneer Zwart naar buiten te krijgen. Ik ben blij dat het zijn kinderen bespaard is gebleven hoe we hem hebben gevonden.”
14.00 uur
“Drie uur later rijd ik naar een nieuwe casus, een melding van huisvervuiling. Ik bel aan, klop hard op het raam, bel nog eens, maar niemand doet open. Uiteindelijk schreeuw ik door het kattenluik of er iemand thuis is en warempel, er komt een jongeman tevoorschijn. De deur gaat open en zodra ik binnenstap, ruik ik een gaslucht. Ik ken die lucht, want het komt vaker voor dat cliënten het gas open laten staan, vaak omdat ze onder invloed zijn of bijvoorbeeld in een psychose verkeren. Ik waarschuw de brandweer die met gillende sirenes aan komt rijden. De verhuurder, die inmiddels ook gearriveerd is, wuift mijn zorgen weg en zegt tegen de brandweerlieden dat de geur afkomstig is van de vervuiling in het huis. Hierop begint de brandweer te twijfelen. Ik sta erop dat ze een gasmeting doen en ja hoor, er blijkt een gaslek te zijn. Ik ben blij dat de brandweer vertrouwt op mijn expertise en zich niet laat misleiden door een huisjesmelker die onder reparatiekosten probeert uit te komen.”
16.00 uur
“Terug op kantoor. Ik vertel mijn collega wat ik vandaag allemaal heb meegemaakt. Ons werk is soms zo heftig dat het fijn is om even je verhaal te doen aan iemand die weet van de hoed en de rand. Sowieso evalueren we elke dag onze lopende casussen. Ik vind het moeilijk dat we meneer Zwart niet hebben kunnen helpen. Gelukkig zijn er ook lichtpuntjes, zoals de vrouw die eindelijk mijn hulp accepteert. Ik was al meerdere malen bij haar aan de deur geweest, maar ze wilde niets van me weten. Totdat ik begon over de schilderijen die ze in de gang heeft hangen. Ze vertelde dat ze die geschilderd had na het overlijden van haar zoon. ‘Geen zorg kan zorgen zonder kennis van het levensverhaal’, is mijn motto. Als je openstaat voor de ander, en oprecht geïnteresseerd bent in diegene, dan win je vertrouwen en kun je een band creëren. Dat is in ons vak essentieel om iemand te kunnen helpen.”
*De naam van meneer Zwart is om privacy-redenen gefingeerd. |
|
|
|
|