Jaargang 2, nr. 1 | april 2024 |
|
|
|
|
De werkdag van medewerker Vangnet & Advies Anne Dekker |
De mensen van team Vangnet & Advies laten zich niet uit het veld slaan. Elke dag weer doen zij hun uiterste best voor de mensen bij wie niemand meer komt. Omdat ook zij recht hebben op zorg. In deze nieuwsbrief laten we zien hoe een werkdag bij Vangnet & Advies eruitziet. Deze keer een ‘gewone donderdag’ van medewerker Vangnet & Advies Anne Dekker.
08.30 uur
“Ik begin altijd met een kop koffie op kantoor aan de Helderseweg. Ik neem mijn mails door, luister mijn voicemail af en maak samen met mijn collega’s een planning voor de dag. Ik plan van tevoren nooit mijn agenda vol, want ik wil de tijd nemen voor de mensen waar ik langsga. Vangnet & Advies wordt vaak geassocieerd met dak- en thuislozen en psychiatrie op straat. Ik doe wel altijd even een rondje bij de dag- en nachtopvang om te kijken of daar nog mensen zijn die wij moeten spreken, maar 90 procent van onze doelgroep heeft gewoon een dak boven zijn hoofd.”
10.00 uur
“Ik fiets naar de woning van een nieuwe klant. We hebben een afspraak omdat hij schulden heeft bij de woningbouw. Ik bel aan bij de intercom, maar hij doet niet open. Dat komt regelmatig voor. Veel mensen zijn huiverig voor contact, omdat ze bang zijn voor de gevolgen. De meeste mensen die wij benaderen zijn al ontzettend vaak teleurgesteld door instanties, dus die zitten helemaal niet op ons te wachten. Daarom zijn een open houding en oprechte interesse zo belangrijk. Iemand proeft het meteen als je vooringenomen bent of een oordeel hebt. Wij benadrukken daarom ook altijd dat we niet van de GGZ of politie zijn, en dat we alleen iets op vrijwillige basis met ze aangaan. Onze inzet is bedoeld om hun vertrouwen te winnen, zodat we met ze kunnen meedenken.
Ik besluit bij een ander nummer van het appartementencomplex aan te bellen. Ik vertel de mevrouw dat ik van de GGD ben en voor iemand anders kom. Gelukkig laat ze me het complex binnen. Als ik bij de voordeur van mijn klant aankom, blijkt hij echt niet thuis te zijn. Ik bel hem op en krijg contact. Hij is in de buurt en komt eraan.
Zodra ik zijn woning binnenloop, zie ik hoe schrijnend zijn situatie is. Meneer slaapt op een kleedje op de betonnen vloer. Verder is zijn woning leeg. Omdat hij terughoudend is, pak ik het voorzichtig aan. Ik vertel wie ik ben en wat voor instantie we zijn. Langzaam begint hij los te komen. Hij vertelt dat hij veel geld naar zijn moeder in het buitenland stuurt. Ze heeft hartproblemen en kan de operaties en zorg zelf niet betalen. Daardoor heeft hij inmiddels een betaalachterstand van vier maanden huur. We bespreken zijn zorgen en ik benadruk dat hij ook aan zichzelf moet blijven denken. Vervolgens bellen we samen de woningbouw om begrip te kweken, zodat er ruimte ontstaat om naar een oplossing te zoeken. Zelf durven mensen dit vaak niet omdat ze bang zijn hun woning te verliezen. Dus verdwijnen ze helemaal uit beeld, soms met als gevolg dat ze juist uit hun woning worden gezet. Door samen wél dat contact aan te gaan, hoop ik te laten zien dat instanties van goede wil zijn en mee willen denken, als ze maar weten wat er speelt.”
13.00 uur
“Lunchen doe ik vaak tussen de bedrijven door. Veel dagen zijn hectisch en het werk is nooit klaar. Naast de huisbezoeken zijn er ook overleggen, mails en belletjes. En tussendoor met collega’s sparren over casussen is ook belangrijk. We houden elkaar goed in de gaten. Je kijkt hoe iedereen erin zit, of het allemaal nog lukt, of je iets van elkaar moet overnemen. Of je helpt elkaar met opbeurende woorden. Het is heftige problematiek waarmee we te maken krijgen en het is soms lastig om iets constructiefs rond een klant op te bouwen. Dan is een hecht team waarin je je veilig en gehoord voelt heel belangrijk.”
14.00 uur
“Mijn tweede huisbezoek van vandaag is bij een klant waar ik al een aantal maanden kom. Toen ik voor het eerst bij haar kwam, was haar woning vervuild. Een tafel vol peuken en lege flessen wijn, overal etensresten, bergen afwas en heel veel fruitvliegjes. Naast psychiatrische problematiek was er ook sprake van verslaving, vereenzaming en overlast. Mevrouw liet niemand binnen, dus iedereen had zijn handen er vanaf getrokken. Door langs te blijven gaan en proberen in contact te blijven komen, kwam ik uiteindelijk binnen. Inmiddels heb ik een heel netwerk om haar heen gebouwd: van thuiszorg en ambulante begeleiding tot een huisarts die elke twee weken langskomt.
Nu neemt ze haar antipsychotica op de juiste momenten in. Daardoor is er veel rust ontstaan. Lichamelijk gaat het ook veel beter. Je ziet haar opknappen, haar huis is weer schoon en ze heeft weer vertrouwen in zichzelf. Dat vind ik heel mooi om te zien.”
15.30 uur
“Ik leg nog twee huisbezoeken af. Eén bij een meneer waar ik soms even langsga om de vinger aan de pols te houden. Hij is graag op zichzelf en wil niet wekelijks mensen over de vloer. Ook bezoek ik een meneer met ernstige hoarding problematiek. Tot slot ga ik naar kantoor om te rapporteren, wat mails te beantwoorden en telefonisch het een en ander af te stemmen. De dag is weer omgevlogen.”
17.00 uur
“Ik ga naar huis, naar mijn kinderen. Het kost me meestal geen moeite om de dag van me af te zetten. Niet elke dag is natuurlijk even heftig, en ik kan al heel blij worden van kleine succesjes. Dat iemand zijn hart bij je lucht, of dat je na een eerste bezoek weer terug mag komen. Soms is dat op dat moment even het hoogst haalbare. Het mooie aan dit werk is dat je mensen met simpele dingen heel blij kunt maken. Even een instantie opbellen, even iets voor iemand regelen. Voor ons zijn dat kleine handelingen, voor hen betekenen ze heel veel.
Ik merk dat de maatschappij verhardt, en dus instanties ook. Er is niet altijd meer begrip voor persoonlijke omstandigheden. Er zijn woningen tekort, niet genoeg bedden beschikbaar. Zelfs als het om zwaardere problematiek of multiproblematiek gaat, is het soms ontzettend moeilijk om voor iemand de juiste zorg te regelen. Soms heb je je maandenlang hard gemaakt voor iemand en trekken instanties zich toch plotseling terug. Dat vind ik heel verdrietig.
Hoe zorgen we ervoor dat er wat meer begrip voor deze kwetsbare groep ontstaat en we weer met de menselijke maat gaan meten? Die vraag houdt me veel bezig. Ondertussen roeien we met de riemen die we hebben. We zoeken naar manieren die wél werken, en die zijn bij iedere klant weer anders. Omdat wij veel te maken hebben met ‘zorgmijders’ werken wij vaak in een grijs gebied. Dat betekent ook dat je soms moet durven afwijken van de gebaande paden. Ons werk is daarom geen dag hetzelfde.”
|
|
|
|
|
|