Toen de Doezastraat nog de Koepoortsgracht heette, rond 1700, woonde Adriaan van Berkel hier (zie foto). Hij was één van de eerste Nederlanders die schreef over de nieuwe Nederlandse koloniën in Zuid-Amerika. Zijn boek over een ontdekkingsreis langs de Berbice-rivier was zo’n succes dat hij een vervolg publiceerde over een reis naar de Suriname-rivier. Pas vrij recent is ontdekt dat hij die tweede reis helemaal niet gemaakt heeft.
De gebundelde versie heet Amerikaansche voyagien, behelzende een reis na Rio de Berbice, gelegen op het vaste land van Guiana aan de wilde-kust van America, mitsgaders een andere na de colonie van Suriname, gelegen in het noorder deel van het gemelde landschap Guiana ondermengd met alle de byzonderheden noopende de zeden, gewoonten en levenswijs der inboorlingen, boom- en aardgewassen, waaren en koopmanschappen, en andere aanmerkelijke zaaken.
Fascinatie voor de nieuwe koloniën
Van Berkel schrijft over zijn reis als een avonturenverhaal: een tocht door de dichte jungle van Zuid-Amerika, waar overal gevaarlijke dieren op de loer liggen. Op de titelpagina van de eerste uitgave staat een ets van een bijna naakte inheemse krijger die een luipaard doodsteekt. Zijn boeken speelden handig in op de fascinatie van veel Nederlanders met de nieuw gestichte koloniën en de plantages. Mensen zagen Suriname als een exotische plek, waar iedereen met genoeg lef en doorzettingsvermogen schatrijk kon worden. Nederlanders die aanmeerden in Paramaribo dachten vaak dat het goud er letterlijk op straat lag.
Een groot deel van zijn boeken gaat dan ook over het leven op de nieuw aangelegde plantages. Wat bijna helemaal ontbreekt in zijn omschrijvingen zijn de slaafgemaakte Afrikanen, die bijna alle fysieke arbeid verrichtten op die plantages. Ze worden alleen genoemd in een hoofdstuk over een ongeluk met een suikermolen, waarbij twee slaafgemaakten om het leven komen. Van Berkel merkt op dat dit de plantage-eigenaren weinig lijkt uit te maken.
De cultuur van de slaafgemaakten
Zoals de meeste Europeanen in die tijd lijkt het niet in Van Berkel op te komen dat de Afrikanen hun eigen taal of cultuur zouden kunnen hebben. Net als de plantage-eigenaren beschouwt hij ze als landbouwwerktuigen. Dit had er ten dele mee te maken dat bij het vervoer en de verkoop van deze mensen, de slavenhandelaren bewust mensen die dezelfde taal spraken uit elkaar haalden. Op die manier wilden ze voorkomen dat er opstanden konden worden gepland. De slaafgemaakten vonden toch manieren om met elkaar te praten, met hier een woord uit de ene taal, daar een woord uit een andere, en termen uit de taal van de plantagehouders. Dit was het begin van de Creoolse talen die nog steeds in het hele Caribisch gebied worden gesproken. Sranantongo (Surinaams), Papiamento, en het Jamaicaanse patois vallen allemaal onder deze taalfamilie.
Fascinatie voor de inheemse bevolking
Van Berkel had wel veel interesse voor ‘de zeden, gewoonten en levenswijs der inboorlingen’, hoewel hij die minder ziet als een volwaardig volk, en meer als een exotische diersoort, die te primitief zou zijn om te begrijpen hoeveel geld er is te verdienen met plantages en goudmijnen. Hij was niet de enige die gefascineerd was door de inheemse bevolking. In het depot van Museum Volkenkunde in Leiden is een verzameling Surinaamse bijlen en aardewerk te vinden, die naar Leiden is gestuurd door Christiaan Johannes Hering, een plantage-eigenaar.
Dit soort collecties werden in Europa met veel interesse bestudeerd. Het was een belangrijke impuls voor wat later antropologie zou worden, de studie naar andere volkeren. Moderne antropologie zet zich in om te leren wat ons mens maakt, door de diepe structuren van alle samenlevingen te bestuderen. Maar het heeft een lange weg afgelegd om daar te komen. Vroege antropologie was meer ‘aapjes kijken’: westerse academici die wilden gaan zien hoe ‘de inboorlingen’ zich zoal gedroegen. De laatste decennia is er binnen de studie veel debat geweest over hoe je als westerling naar bijvoorbeeld Zuid-Amerika kan kijken zonder onbewust dezelfde vooroordelen als Van Berkel mee te nemen.